Inlog cursisten

Zijn of haar plannen?

Als ik in trainingen over woordgeslachten begin, denken cursisten nog weleens dat die in het Nederlands niet bestaan. Tot ik ze vraag wat nou goed is: ‘Het kabinet maakt op Prinsjesdag zijn of haar plannen voor het volgende jaar bekend’? Veel mensen moeten het antwoord schuldig blijven.

De situatie in het Nederlands is dan ook lastig; we zitten een beetje tussen het Frans en het Duits in. Net als het Frans kennen we maar twee bepaalde lidwoorden (de en het), maar net als het Duits kennen we drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. En daar wringt de schoen, want om het juiste verwijswoord te bepalen, zul je het woordgeslacht moeten weten. Aan taalgevoel heb je daarbij weinig.

Onzijdig

De logische vraag is dan natuurlijk: hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is? Die laatste categorie is makkelijk herkenbaar: alle woorden met het lidwoord het zijn grammaticaal gezien onzijdig. Ook aardrijkskundige namen en namen van bedrijven zijn onzijdig. Dat is niet direct duidelijk, maar blijkt wel als je het een lidwoord voor zet: het oude Amsterdam, het succesvolle Shell, enz.

Vrouwelijk

Vrouwelijke woorden zijn vaak herkenbaar aan hun vorm. Woorden die eindigen op: -heid, -nis, -ing, -st, -schap, – de, -te, -ij, -ie, -iek, -ica, -theek, -(i)teit, -tuur, -ade, -ide, -ode, -ude, -age, – ine, -se, -ee, -ose, -osis, -xis en -itis zijn meestal (maar dus niet altijd!) vrouwelijk. Veel van die woorden hebben een abstracte betekenis, of duiden organisaties of instellingen aan. Dat wil echter niet zeggen dat alle abstracte woorden of woorden die organisaties of instellingen aanduiden ook vrouwelijk zijn: het bedrijf is bijvoorbeeld onzijdig. Tot slot is nog van belang dat als je naar specifieke personen of dieren verwijst, het biologische geslacht altijd doorslaggevend is. Een arts in het algemeen is mannelijk, maar een specifieke arts kan natuurlijk evengoed een vrouw zijn.

Groene Boekje

Bij twijfel is het raadzaam om het juiste woordgeslacht even op te zoeken in een woordenboek of bijvoorbeeld het Groene Boekje. Bij de meeste zelfstandige naamwoorden staat daar behalve het lidwoord ook een aanduiding voor het woordgeslacht. Als er geen m of v staat, kan het woord zowel mannelijk als vrouwelijk zijn; in de praktijk kiezen we dan meestal voor mannelijke verwijswoorden.

Welk verwijswoord?

Als je weet welk geslacht een woord heeft, kun je het juiste verwijswoord vinden in onderstaande tabel. Daarin zie je dat de keuze niet alleen afhangt van het woord waar je naar verwijst, maar ook van de functie die het verwijswoord in de zin heeft.

  Onderwerp Lijdend of meewerkend voorwerp Bezittelijk voornaamwoord
mannelijk de-woord hij hem zijn
vrouwelijk de-woord zij / ze haar haar
meervoud zij / ze hen / hun / ze hun
het-woord het het zijn

 

Een paar voorbeelden:

  1. De uitgeverij maakt volgende week haar jaarcijfers bekend. Dan wordt duidelijk of ze haar targets heeft gehaald.
  2. Het bedrijf wil graag verhuizen. Het is zijn krappe behuizing in de binnenstad ontgroeid.
  3. Nog niet alle medewerkers hebben hun vakantiedagen doorgegeven. Ze moeten dat uiterlijk woensdag doen.

Met deze vuistregels is het kiezen van het juiste verwijswoord hopelijk geen struikelblok meer bij het schrijven van een tekst.

Aleid van de Vooren
Aleid werkt als trainer NT1 voor Language Partners. Het is haar missie om mensen efficiënter te leren schrijven, zodat ze in minder tijd betere teksten kunnen maken.

My LPOnline