Inlog cursisten

Nederland heeft geen toekomst

Tijdens een individuele trainingssessie wees een Française me op een handig ezelsbruggetje voor anderstaligen om het woord ’toekomst’ gemakkelijk te kunnen onthouden. Aangezien er die dag geen vergaderruimte beschikbaar was op haar afdeling, zaten we in de bedrijfskantine. Openhartig als ze is, begon ze me daar aan iedereen die ze kende voor te stellen en deed ze terloops over elk van hen een sappig detail uit de doeken. 

Ik wil overwerken vanavond 

“O kijk, daar komt ook mijn ‘future’ manager aan, hoe zeg je ‘future’ in het Nederlands?”  vroeg ze, terwijl ze hoopvol begon terug te bladeren in haar map met aantekeningen. “We hebben dit woord gezien, wacht, ik wil het vinden.” Bedoelde ze ik wil het vinden of ik zal het vinden?, vroeg ik me in gedachten af.  Veel anderstaligen vergissen zich en vertalen het Engelse werkwoord ‘will’ als ‘willen’ in het Nederlands. Dit levert soms ietwat ongeloofwaardige zinnen op als: ik wil overwerken vanavond, of ik wil een saai weekend hebben, of nog deprimerender: ik wil griep krijgen.

Toekomst: ’to come’

“Ja hier, ik heb het gevonden: toekomst/toekomende tijd”, zei ze wijzend naar wat ze in een eerdere trainingssessie had genoteerd. “Logisch eigenlijk, ’toe.. komst’ zoals ’to come’ in het Engels, dus wat nog wil komen. Oké, nu wist ik het zeker, ze gebruikte dus wel degelijk het werkwoord ‘willen’ in de betekenis van het Engelse ‘will’, daar zou ik het later nog wel even met haar over hebben, maar allereerst wilde ik haar even complimenteren met haar briljante vondst: “Geniaal, dit moet ik aan mijn andere cursisten overbrengen!”

Beloof je dat?

Ze begon haar aantekeningen voor te lezen: “Ik zal het doen. Ik zal het hem vragen… oja, nu weet ik het weer, Nederland heeft geen toekomst,” zei ze lachend. “Jullie zeggen gewoon: ‘doe ik’, ‘ik vraag het hem straks’ of ‘ik bel je later’.” Ik knikte: “Klopt, anders klinkt het meteen zo formeel of alsof je een belofte doet. Meestal maken we duidelijk dat het om de toekomst gaat door de tegenwoordige tijd te gebruiken en er simpelweg een tijdsbepaling aan toe te voegen, zoals ‘morgen’, ‘vanavond’ of ‘later’. Daarnaast kan je natuurlijk ook het werkwoord ‘gaan’ gebruiken, al doen wij dat weer niet zo veelvuldig als de Vlamingen. Zij gaat dit weekend komen of ik ga morgen naar Parijs gaan, klinkt voor ons wat overdreven.”

Toekomstige baas

“Dus kan ik dan zeggen ‘mijn toekomende baas’?” vroeg ze. “Dat klinkt wel een beetje vreemd eigenlijk,” zei ik, “we zeggen wel de toekomende tijd, echter zeg je mijn toekomstige baas of toekomstige echtgenoot. Haar gezicht lichtte op: “Mmm ja, misschien kunnen we die twee dingen combineren, hij is namelijk ongelooflijk charmant!” Vanuit mijn ooghoeken probeerde ik zo onopvallend mogelijk een blik op hem te werpen. Ik moest toegeven dat hij er niet onaantrekkelijk uitzag voor een baas. “Het woord toekomen heeft ook nog een eigen betekenis,” zei ik, “hij krijgt wat hem toekomt betekent: hij krijgt wat hij verdient.” Na hier even bij stil te hebben gestaan, riep ze opgetogen uit: “Fantastisch, ik zal met mijn baas flirten, want dat beloof ik… en eh hij toekomt mij en ik toekom hem!”  Hoewel ze toekomen nu niet helemaal in de juiste context gebruikte, had ze me er in ieder geval van kunnen overtuigen dat ze de toekomst met haar toekomstige baas wel zag zitten. Wellicht zal Nederland haar dan toch nog toekomst bieden!


My LPOnline